1701-1800

1761: Belangrijke gebeurtenissen voor Achel in 1761 Midden de 18de eeuw werden op initiatief van de prinsen van Oranje de diverse binnenlandse postdiensten van Holland op elkaar afgestemd. In Noord-Brabant en Limburg, waar de Rijkspost zeer prominent aanwezig was, probeerde men die diensten tot buiten hun grenzen terug te dringen. Voor de brievenpost betekende dit dat de Hollandse brieven voortaan in Achel zouden gewisseld worden. Bij het traktaat van Antwerpen op 19 januari 1761 werd beslist dat de Rijkspost in Achel de brieven afgaf voor Eindhoven, Tilburg, Oosterwijk maar ook de paketten voor Eindhoven, Drunen, Gorinchem, Dordrecht, Amsterdam en nog enkele andere Hollandse steden.
Een jaar lang procedeerde Hamont tegen deze beslissing omdat ze daarmee ook hun jarenlange dienst voor de Sociëteitsrit zouden verliezen.
Zie verder 1762.

Bron: Het boek “Hamont.
De geheimen van
zijn brievenpost.
Achel op een
kruispunt van de
diligences” auteurs
Guido Tijskens en
Luk Van de Sijpe, pag 22-23 Achel.

1761: Op 24 maart 1761 kwam baron de Hubens, samen met de heren Jorissen en Van den Dungen een verzoekschrift voorleggen bij de bisschoppelijke tafel in Luik. Hierin stond hun vraag vervat voor de oprichting van een diligencedienst van Luik naar Maastricht en van Maastricht naar Achel en vice versa. Het octrooi (zie afb.) werd toegestaan en geregistreerd door de Chambres des Comptes voor een jaarlijkse betaling van 50 gulden aan de bisschoppelijke tafel.

Bron: Het boek “Hamont.
De geheimen van
zijn brievenpost.
Achel op een
kruispunt van
de diligences” auteurs
Guido Tijskens en
Luk Van de Sijpe, pag 23, Achel.

1762: op 23 mei kwam er een akkoord tussen het generale Postoffice van Holland en Westfriesland en het postcomptoir van ‘s-Hertogenbosch over de postverdeling tussen Hamont en Achel.

Bron: Het boek “Hamont.
De geheimen van zijn brievenpost.
Achel op een kruispunt van
de diligences” auteurs Guido Tijskens
en Luk Van de Sijpe, pag 23, 44, 45, 46 Hamont.

Op 1 juli 1752 probeerden de Commissarissen van de Hollandse Posterijen de generaliteitssteden ‘s-Hertogenbosch, Breda en Maastricht uit het medebeheer van de Postsociëteit te stoten. ‘s-Hertogenbosch bleef het langst tegenstribbelen tot in 1762 na vele onderhandelingen, de Hollandse Statenpost volwaardig van start kon gaan.

1762 resolutiën Alphen Hamont:

(Vervolg op protest van Hamont) Tot er in 1762 een beslissing viel om meerdere keren per week de Hollandse brieven zowel via een rit over Hamont als een over Achel te laten gaan. Weerom hadden de Hamontste teuten en burgerij hun slag thuisgehaald. De Resolutiën van de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland van 1762 waren duidelijk. Onder artikel 3 op pagina 796 zei men dat de stad Maastricht het vervoer van Hamont naar Maastricht voor zijn rekening nam voor de brieven die op maandag, woensdag en zaterdag aankwamen en vice versa.

 

Bron: Het boek “Hamont.
De geheimen van
zijn brievenpost.
Achel op een
kruispunt van
de diligences” auteurs
Guido Tijskens en
Luk Van de Sijpe,
pag 23, 44, 45, 46 Hamont.

1763: Op 1 december 1763 vond een belangrijke modernisering van het postverkeer plaats door de in gebruik name van postwagens, in plaats van het tot dan gebruikelijke vervoer van postzakken te paard door de postiljons. Deze eerste postwagens waren nog niet overdekt en zo kon het gebeuren, dat door onvoorzichtigheid van de postiljon, die de vonken uit zijn pijp in de kar liet waaien,  waardoor de brieven totaal verkoold in Alphen aankwamen. Sedert die tijd besloot men de karren af te dichten.
Ondanks het feit dat de postwisseling niet meer in een herberg plaatsvond, bleek men wel bereid om de wachtende postiljons te voorzien van een hartige slok. Aan de Hoofdcommies van Alfen werd in 1788 zelfs een vergoeding toegekend “wegens de verstrekking van jenever en bier voor vijf postiljons, een voerganger en de bestelder”. In die tijd werd er gewerkt van ’s avonds 10 uur tot ’s nachts 3 uur en alles gebeurde bij kaarslicht.

Bron:
N. Nieumeijer

1763: In 1762 hadden de vroegere octrooihouders van deze wagenpost tussen ’s Hertogenbosch en Maastricht een verzoek naar de Staten Generaal verzonden met de vraag hun onderneming aan derden over te mogen geven. Ze kregen hiervoor de toestemming op 19 november 1762 zodat Johan Huttman (voor de helft), Jacob Sassen en Achelaar Mathijs van den Dungen (beide voor 1/4de) vanaf 24 februari 1763 de nieuwe uitbaters werden. De akte werd verleden voor notaris Leendert Willem van Beusekom te ’s-Hertogenbosch. In de verkoop waren ook de 55 tot de posterij behorende paarden, alle rijtuigen en uitrustingen, het huis en stallen en verder alle gereedschappen inbegrepen. Het aandeel van Mathijs Van den Dungen in deze aankoop bedroeg 3800 gulden. De wagenposterij was dus een grote onderneming maar op dat moment zeer onzeker door de heersende oorlogsspanningen.

Deze overname zorgde er ook voor dat op 25 april 1763 een conventie opgemaakt (zie afb) werd tussen de stad Eindhoven en de nieuwe aandeelhouders van de wagenpost tussen ’s-Hertogenbosch en Eindhoven. Elke week zouden er voor de burgers van Eindhoven 2 zitplaatsen gereserveerd worden op de rit van Eindhoven- Den Bosch die op donderdag en zondag plaatsvond. Men kon zich tot 8 uur ’s avonds aanbieden de dag voor de rit. In de richting van Maastricht werd er geen expresserit ingelegd indien de postwagen niet uitreed. Gegadigden moesten dan de volgende rit afwachten. Voor de rit tussen Den Bosch en Eindhoven en v.v. betaalde men 4 schillingen. Naar Maastricht betaalde men voor een heen- en terugrit 10 schillingen.

Bron: Het boek “Hamont.
De geheimen van
zijn brievenpost.
Achel op een
kruispunt van de
diligences” auteurs
Guido Tijskens en
Luk Van de Sijpe,
pag 23, 25 en 26 Achel.

Op 7 en 21 februari 1763 noteerde Willem van Beusekom bij de opmaak van het octrooi aan Johan Huttman nauwkeurig de bezittingen van de wagenposterij van ’s-Hertogenbosch. Aan de Stratumse brug, naast het huis van Oranje Nassau lagen het huis en de stallingen met de hof tegen de stadsvesten. Ooit was dit eigendom van zijn grootvader Johan Van de Graef.Naast de 55 paarden telde men er 4 koetsen, zogenaamde Berlinen, 2 bolderwagens, 6 postchaisen en 2 halve chaisen.

Bron: Het boek “Hamont.
De geheimen van
zijn brievenpost.
Achel op een
kruispunt van
de diligences” auteurs
Guido Tijskens en
Luk Van de Sijpe, pag 25, Achel.

1764: Ondertussen bleef de strijd tussen Hamont en Achel om hun steenweg naar Den Bosch duren. Was er geen oorlogsdreiging dan werd er weer gesproken over de verdere aanleg van de steenweg tussen Hasselt en Den Bosch. Op 14 december 1764 hadden de steden Hamont en Peer een gezamenlijk initiatief genomen om in Luik nogmaals “hun” kortste weg van Valkenswaard naar Helchteren te verdedigen. Tussen Aalst (bij Eindhoven) en Valkenswaard is er al een mooie dijk of levée aangelegd, zo schreven ze. De tijd begon dus te dringen. Omdat de diligences en postsjeesen vanuit Den Bosch hun weg nu al over Valkenswaard naar Achel namen, was er ook voor Achel nog niets definitief beslist. In een schrijven van 1768 hadden men daar opgeroepen om Achel via Neerpelt, Overpelt en Eksel met Hechtel en Helchteren te verbinden.

Bron: Het boek “Hamont.
De geheimen van
zijn brievenpost.
Achel op een
kruispunt van
de diligences” auteurs
Guido Tijskens en
Luk Van de Sijpe, pag 28, Achel.

Op 25 januari 1765 had Mathijs van den Dungen als geoctrooieerde overnemer van de diligence Luik en Maastricht een verzoekschrift ingediend bij de prins-bisschop. Hij was verontwaardigd over het feit dat in de tijden dat de boten niet konden varen op de Maas, diverse voerlui van karren en koetsen andere personen meebrachten van Luik naar Maastricht. De prinselijke hoogheid bracht een verbod van kracht dat alleen nog de voerman op de karren en koetsen toeliet in perioden dat de diligence reed. Overtreders werden beboet met één goudgulden per persoon waardoor Van den Dungen uiteindelijk toch zijn in het octrooi afgesproken vergoeding ontving.

Bron: Het boek “Hamont.
De geheimen van
zijn brievenpost.
Achel op een
kruispunt van
de diligences” auteurs
Guido Tijskens en
Luk Van de Sijpe, pag 25 Achel.