1701-1800

1 15 16 17

Artikel bevat informatie over de Sociëteitsrit.

Beknopte postgeschiedenis van Tilburg vóór 1795
Onder de titel “Historische Sprokkelingen” wordt in 1932 in de Nieuwe Tilburgsche Courant (BNTC) door Gerard van Leyborgh een schets gegeven van de geschiedenis van het postwezen in het algemeen en van Tilburg in het bijzonder. Het nu volgende is gebaseerd op deze artikelenserie uit 1932.
Uit de archieven van verschillende gemeenten blijkt dat reeds vroeg ook in Nederland voor het postwezen, weliswaar ongeregelde, uitgaven werden gedaan. Van staatsinmenging was nog weinig te bespeuren; het waren de gemeentebesturen en de heerlijkheden die het ambt van postmeester vergaven en daaruit aanzienlijke voordelen behaalden.
In Brabant is nooit sprake geweest van enig dominerend kantoor of centraal gezag op postgebied. De verschillende plaatsen van enige betekenis sloten op eigen hand contracten. Steden zoals Breda en ‘s-Hertogenbosch maakten deel uit van de Postsociëteit, een vereniging van steden die vóór het ontstaan van de Statenpost in een onderling verband voorzag.
van Leyborgh citeert vervolgens van Overvoorde (mr.dr.J.C. van Overvoorde, ‘Geschiedenis van het postwezen in Nederland vóór 1795’, Leiden, 1902). Volgens Overvoorde dateert een samenwerken van alle Hollandsche steden voor het onderhouden van een geregeld verkeer met Brabant eerst van het jaar 1722, maar reeds 80 jaar daarvoor werd door samengaan van enkele postmeesters een geregelde verbinding geschapen. Overvoorde heeft voor zijn publicatie de archieven in Brabant omtrent het postwezen nagesnuffeld. “Daar het Tilburgsche archief in dien tijd nog zeer slecht geordend was kon hij hier niets uitvoeren. Gelukkig is hier sindsdien veel ten goede veranderd. ” (G.van Leyborg, NTC, 27 october 1932)

Bron

1798: De Boerenkrijg.
Met deze strijdkreet, die in onze huidige Nederlandse taal zoveel betekent als “Voor Altaar en Haard”, bestreden eind achttiende eeuw de zogenaamde ‘Brigands’ uit onze contreien de Franse bezetter. De revolte duurde amper een tweetal maanden en ging vervolgens bijna onopgemerkt de geschiedenis in onder de banale benaming ‘De Boerenkrijg’. De leuze kreeg jammer genoeg gedurende de Tweede Wereldoorlog echter een ongewilde wrange connotatie. Een historische schets:

De voorgeschiedenis


De executie van Marie-Antoinette (Gravure van Isidore Stanislas Helman)

We schijven 1789, de plaats, Frankrijk: het ‘Ancien Regime’ wankelt onder de Franse Revolutie en haar verleidelijke slogans zoals “Vrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheid”. Een uitermate bedrijvige guillotine doet haar intrede en schakelt systematisch en meedogenloos alle tegenstanders uit. In januari 1793 moet ook de Franse vorst, Lodewijk XVI het loodje leggen en enkele maanden nadien, in oktober, wordt ook Marie-Antoinette, dochter van Maria Theresia van Oostenrijk, schuldig bevonden aan een zogenaamde samenzwering tegen de nieuwe republiek en genadeloos onthoofd.
Onder invloed van het ideeëngoed van onze zuiderburen breekt tegelijkertijd in onze toenmalige Oostenrijkse Nederlanden een kettingreactie los tegen de centralistische en eigenzinnige hervormingen van keizer Jozef II, met name de Brabantse Omwenteling. De opstand, geleid door Jan Andries Vander Mersch (1734-1792), resulteert in een overwinning en op 27 oktober 1789 worden de ‘Verenigde Belgische Staten’ uitgeroepen. Er wordt zelfs een grondwet, geïnspireerd op die van de Verenigde Staten van Amerika daterend uit 1776, overgenomen en gepubliceerd en voor het eerst sinds lang kunnen onze leiders en gezagdragers het heft terug in eigen hand nemen.

1798 Jan Vonck
Jan Frans Vonck

Spoedig ontstaan er echter politieke twisten en begint het te rommelen in de nieuwe Staat. De volgelingen van de eerder conservatieve vrijmetselaar Hendrik Van der Noot (1731-1827) en de meer progressieve aanhangers van Jan Frans Vonck (1743-1792) geraken het maar niet eens. En wanneer twee honden vechten om een been, loopt een derde er wel mee heen. Blijkbaar een gezegde met enige waarheid, want door al het intern gekrakeel zagen de Oostenrijkers hun kans schoon en op 2 december 1790 veroverden zij vrijwel zonder slag of stoot opnieuw onze gebieden. De revolutionairen in Frankrijk zaten ondertussen ook niet stil. De vervolging van adel en clerus werd volop ingezet en iedere vorm van verzet zoals in de Vendée (landstreek aan de westkust van Frankrijk ten zuiden van Bretagne en ten noorden van Bordeaux) en de opstand van de Bretoense ‘Chouans’ (koningsgezinde revolte tegen het republikeins ideeëngoed ) werd bloedig onderdrukt en radicaal in de kiem gesmoord.

Een reactie kon onmogelijk uitblijven en al heel snel kreeg Frankrijk van zowat alle toenmalige grootmachten de nodige tegenwind. Tevergeefs! De Eerste Republiek bleef overeind, meer zelfs, versloeg in de daaropvolgende zogenaamde coalitieoorlogen alle tegenstand. Zo werden met de Slag bij Fleurus (1794) onze landstreken heroverd op de Oostenrijkse Habsburgers en ingelijfd bij Frankrijk. Enige tijd later, met het verdrag van Campo Formio (1797), dwong Frankrijk de Oostenrijkers zelf om definitief af te zien van de Zuidelijke Nederlanden.

Aanvankelijk viel het gedachtegoed van de Franse Revolutie nog enigszins in goede aarde, maar al vrij vlug kwam de totale ontnuchtering. Vlaanderen, Brabant en onze andere provinciën waren voor de Fransen enkel en alleen een wingewest. Het gangbare geld werd vervangen door vrijwel waardeloze assignaties, de godsdienstbelevenis werd teruggeschroefd of verboden en kerken en abdijen werden gesloten of onteigend. Daar bovenop werd de zogenaamde ‘conscriptie’ ingevoerd, een wet waardoor bij loting jongelingen een vijfjarige verplichte legerdienst moesten vervullen. Deze praktijk zette heel wat kwaad bloed bij de plattelandsbevolking, temeer omdat de meer vermogende jongemannen zich konden onttrekken aan deze dienstplicht door tegen betaling hun lotnummer om te ruilen. Het was trouwens dit gebruik dat later, in 1850, Hendrik Conscience zou bezielen om zijn roman ‘De Loteling’ te schrijven.

De revolte
Boerenkrijgstandbeeld te Hasselt, België (foto nov. 2004)

Door de Brabantse Omwenteling had het volk echter van de onafhankelijkheid geproefd en die vrijheidsgedachte werd door het Franse terreurregime alleen maar aangewakkerd. Op 12 oktober 1798 greep voornamelijk in Vlaanderen, het Waasland en de Kempen de boerenbevolking naar de wapens en kwam in opstand tegen de Franse bezetter. ‘Voor Outer en Heerd’, hiermee eigenlijk verwijzend naar Kerk en Vaderland, werd de leuze van deze Brigands die het opnamen tegen de Sansculotten, een spotnaam voor de Franse soldaten.

Onder aanvoering van leidersfiguren zoals Emmanuel Rollier (1769-1851), Pieter Corbeels (1755-1799) en Jozef Van Gansen (1766-1842) werden aanvankelijk met succes de Franse troepen bevochten. De slecht bewapende boerenmilities bleken echter geen partij voor het goed getrainde Franse leger en nog geen twee maanden later, op 5 december 1798, werd de rebellie in een beslissende veldslag nabij het Limburgse Hasselt definitief neergeslagen. Er volgde een meedogenloze repressie waarbij niet alleen heel wat leiders van de opstand werden terechtgesteld, maar ook al diegenen die maar enigszins verdacht werden een zweem van sympathie te hebben gekoesterd voor de Brigands moesten het ontgelden. Men schat dat de opstand uiteindelijk alleen al aan Vlaamse zijde tussen de 7.000 en 10.000 slachtoffers heeft gemaakt.

Ter herinnering aan deze kortstondige maar bloedige episode uit onze geschiedenis werd honderd jaar later, in 1898 te Hasselt een herdenkingsmonument opgericht. Het imposante standbeeld is het werk van twee beeldhouwers: Jan Frans De Vriendt (1826-1919) en Alfons Baggen (1862-1937). Bovenop de bijna vier meter hoge zuil staat een boer afgebeeld die, het vaandel in de hand, alarm blaast op een ossenhoorn. Op de sokkel van de zuil is een tafereel uitgebeeld dat de ongelijke strijd tegen de Fransen moet oproepen. Nog tot op de dag van vandaag wordt op de vooravond van het Sint-Niklaasfeest jaarlijks een ingetogen plechtigheid georganiseerd om de slachtoffers van de Boerenkrijg te eren.

DoorRudi Schrever – 5 december 2016, 09:00
“Voor Outer en Heerd!”

In 1799 besloot de toenmalige volksvertegenwoordiging, dat de Posterijen voortaan “nationaal” zouden zijn. Het waren opnieuw de postale inkomsten, waar het in eerste instantie om ging. En dit maal ten behoeve van de nationale kas.
De eerste Nederlandse Postwet trad in 1807 in werking en regelde in hoofdzaak kwesties als tarieven en postrecht (postmonopolie). Voor het eerst werd voor het gehele land een algemeen geldend port vastgesteld. Dit bleef bepaald naar afstand en gewicht.Nieuw waren de verlaagde tarieven voor drukwerken, kranten, monsters en geldzendingen. Wel beschouwd een prille, voorzichtige doorbraak in de richting van een maatschappelijke functie van de Posterijen.
In 1823 verliet de posterijen de kleine boekwinkel en betrok een groter pand iets verderop in de Dorpsstraat, naast de Hervormde Kerk. Hier verbleef men tot 1871, in verband met de toenemende drukte werd besloten tot een verhuizing. Enige panden verderop in dezelfde Dorpsstraat gat men in een nog groter pand de nering voortzetten. Hier werd naast de post tevens een telegraafkantoor gevestigd.
Per 10 mei 1905 was de officiële naam van de gemeente ‘Alfen’ veranderd in Álphen’.
In 1918 worden de gemeentes Alphen, Oudshoorn en Aarlanderveen samengevoegd tot één
gemeente en gaan vanaf dat moment verder onder de naam ‘Alphen aan den Rijn’.

Bron:
N. Nieumeijer

1 15 16 17