Pierre Rip

1526: Vanuit Alfen was Gouda tot 1505 alleen via het water te bereiken voor paard (en wagen). Reden was dat de dijken, waarop de paden waren aangelegd te zwak waren voor het vervoer met paard (en wagen). Te voet was het dus wel gewoon mogelijk Gouda te bereiken. Van 1505 was het mogelijk om vanuit Alfen via Bodegraven en Reeuwijk naar Gouda te reizen. Onderstaand volgt een verhaal om een beeld te krijgen hoe de route liep en ging lopen.

Ik begin het verhaal over de postroute vanuit het “Genraal Comptoir” te Oudshoorn en het latere posthuis in Alphen. Vanuit herberg “De Prins van Oranje” in Oudshoorn begint de route zuidwaarts naar Alfen. Men slaat na een paar honderd meter rechtsaf  en gaat de enige brug over de Oude Rijn over, om vervolgens linksaf de Dorpsstraat in te gaan. Na enige honderden meters verlaat men de ‘bebouwde kom’ van Alfen en vervolgt men via de Rijksstraatweg tot aan het buurtschap Gouwsluis. Deze Rijksstraatweg bestaat uit een beperkte verharding van steenslag of slecht uit aangestampt zand..
In het buurtschap doemt de Goudsche Sluijs op. Een smalle sluis met daaroverheen een enkele klapbrug. Bij de uitbreiding in 1589 kwam er een tweede sluis bij en daar over kwam een dubbele klapbrug te liggen. Hierdoor ontstond een brugeiland in de monding van de Gouwe. De route wordt vervolgd via de Rijksstraatweg, nog steeds een verhard pad met daarlangs een sloot. Na een aantal kilometers komt men in het dorpje Zwammerdam, waardoor heen de weg loopt, om weer na enige kilometers in Bodegraven te belanden. Langs de Rijksstraatweg staan weinig huizen, slechts een enkele boerderij. Vanaf Bodegraven gaat men langs een grote vaart of wetering naar Reeuwijk en vervolgens naar Gouda.
In 1594 wordt de route verlegd, dan gaat men als de Goudsche Sluijs is gepasseerd na zo’n anderhalve kilometer rechtsaf , het pas aangelegde Amsterdamsche Pad (later Goudsche Rijpad) op om vervolgens in Boskoop uit te komen.

In 1526 werd er al een weg aangelegd van Gouda naar Waddinxveen en 3 jaar later in 1529 werd er een weg aangelegd van Waddinxveen naar Boskoop. Deze weg liep door het buurtschap Middelburg en werd dan ook Middelburgseweg genoemd. Als deze werkzaam-heden werden uitgevoerd op kosten van de stad Gouda, die het handelsverkeer met Amsterdam wilde bevorderen. In 1580 had de stad Gouda grond gekocht in Boskoop en in 1594 werd er een weg aangelegd van Boskoop naar de Oude Rijn onder Alfen. Deze weg, die Amsterdamsche Pad en later Goudsche Rijpad werd genoemd, maakte het mogelijk om via een kortere route vanuit Alfen, via Boskoop en Waddinxveen naar Gouda te reizen. Tijdwinst was het resultaat. Nu is het woord weg wel erg groot, want eigenlijk waren het slechts zandpaden, die later werden verhard met steenslag, met aan weerszijden sloten. De wegen liepen dwars door uitgestrekte velden.
Toen het gebruik van de postroutes goed op gang kwam, kon men dus gebruik maken van genoemde wegen (ook met paard en wagen) om de bestemmingen te bereiken. De stad Gouda had zich wel het recht voorbehouden om op genoemde wegen tol te heffen. Zo stonden er op het Goudsche Rijpad zowel aan de Rijnzijde als aan de zijde van Boskoop slagbomen en tolgaardershuizen. Grootverbruikers van de tolwegen, zoals postbestellers waren vrijgesteld of hadden afspraken met betrekking tot het betalen van tol.
Vanaf Boskoop ging men via de Middelburgseweg, dwars door de polders naar Waddinxveen, om van daar via ‘Den Baars’ (tegenwoordig Baarsjeskade) in Gouda te belanden. Ik neem aan dat de stad Gouda ook een wisselstation voor post was, doch daar heb ik geen informatie over. Mogelijk dat men daarover informatie kan verkrijgen bij “Het Streekarchief Midden Holland” in Gouda.

Bron:
Postwezen Oudshoorn

1529: Vanuit Alfen was Gouda tot 1505 alleen via het water te bereiken voor paard (en wagen). Reden was dat de dijken, waarop de paden waren aangelegd te zwak waren voor het vervoer met paard (en wagen). Te voet was het dus wel gewoon mogelijk Gouda te bereiken. Van 1505 was het mogelijk om vanuit Alfen via Bodegraven en Reeuwijk naar Gouda te reizen. Onderstaand volgt een verhaal om een beeld te krijgen hoe de route liep en ging lopen.

Ik begin het verhaal over de postroute vanuit het “Genraal Comptoir” te Oudshoorn en het latere posthuis in Alphen. Vanuit herberg “De Prins van Oranje” in Oudshoorn begint de route zuidwaarts naar Alfen. Men slaat na een paar honderd meter rechtsaf  en gaat de enige brug over de Oude Rijn over, om vervolgens linksaf de Dorpsstraat in te gaan. Na enige honderden meters verlaat men de ‘bebouwde kom’ van Alfen en vervolgt men via de Rijksstraatweg tot aan het buurtschap Gouwsluis. Deze Rijksstraatweg bestaat uit een beperkte verharding van steenslag of slecht uit aangestampt zand..
In het buurtschap doemt de Goudsche Sluijs op. Een smalle sluis met daaroverheen een enkele klapbrug. Bij de uitbreiding in 1589 kwam er een tweede sluis bij en daar over kwam een dubbele klapbrug te liggen. Hierdoor ontstond een brugeiland in de monding van de Gouwe. De route wordt vervolgd via de Rijksstraatweg, nog steeds een verhard pad met daarlangs een sloot. Na een aantal kilometers komt men in het dorpje Zwammerdam, waardoor heen de weg loopt, om weer na enige kilometers in Bodegraven te belanden. Langs de Rijksstraatweg staan weinig huizen, slechts een enkele boerderij. Vanaf Bodegraven gaat men langs een grote vaart of wetering naar Reeuwijk en vervolgens naar Gouda.
In 1594 wordt de route verlegd, dan gaat men als de Goudsche Sluijs is gepasseerd na zo’n anderhalve kilometer rechtsaf , het pas aangelegde Amsterdamsche Pad (later Goudsche Rijpad) op om vervolgens in Boskoop uit te komen.

In 1526 werd er al een weg aangelegd van Gouda naar Waddinxveen en 3 jaar later in 1529 werd er een weg aangelegd van Waddinxveen naar Boskoop. Deze weg liep door het buurtschap Middelburg en werd dan ook Middelburgseweg genoemd. Als deze werkzaam-heden werden uitgevoerd op kosten van de stad Gouda, die het handelsverkeer met Amsterdam wilde bevorderen. In 1580 had de stad Gouda grond gekocht in Boskoop en in 1594 werd er een weg aangelegd van Boskoop naar de Oude Rijn onder Alfen. Deze weg, die Amsterdamsche Pad en later Goudsche Rijpad werd genoemd, maakte het mogelijk om via een kortere route vanuit Alfen, via Boskoop en Waddinxveen naar Gouda te reizen. Tijdwinst was het resultaat. Nu is het woord weg wel erg groot, want eigenlijk waren het slechts zandpaden, die later werden verhard met steenslag, met aan weerszijden sloten. De wegen liepen dwars door uitgestrekte velden.
Toen het gebruik van de postroutes goed op gang kwam, kon men dus gebruik maken van genoemde wegen (ook met paard en wagen) om de bestemmingen te bereiken. De stad Gouda had zich wel het recht voorbehouden om op genoemde wegen tol te heffen. Zo stonden er op het Goudsche Rijpad zowel aan de Rijnzijde als aan de zijde van Boskoop slagbomen en tolgaardershuizen. Grootverbruikers van de tolwegen, zoals postbestellers waren vrijgesteld of hadden afspraken met betrekking tot het betalen van tol.
Vanaf Boskoop ging men via de Middelburgseweg, dwars door de polders naar Waddinxveen, om van daar via ‘Den Baars’ (tegenwoordig Baarsjeskade) in Gouda te belanden. Ik neem aan dat de stad Gouda ook een wisselstation voor post was, doch daar heb ik geen informatie over. Mogelijk dat men daarover informatie kan verkrijgen bij “Het Streekarchief Midden Holland” in Gouda.

Bron:
Postwezen Oudshoorn

1550: Een naam die in de geschiedenis der posterijen een grooten rol speelt is die van de familie Taxis uit Bergamo in Noord-Italie Ze hebben een groot aandeel gehad in de ontwikkeling van het postwezen in de Nederlanden en in Bourgondie, en wij troffen die naam herhaalde malen aan in verband met de Haagsche posterij.

Van eigenlijk postverkeer kon geen sprake zijn voor het midden van de 16e eeuw. De kooplieden reisden persoonlijk om zaken te doen, en hadden daarom minder
behoefte aan briefwisseling, terwijl zij, wanneer dit nodig was, hun brieven aan vertrouwde reizigers of aan schippers ter bezorging mee gaven.

Langzamerhand kwamen de grotere steden op het denkbeeld om boden aan te stellen tot het vervoer van brieven langs verschillende routen. Deze moesten een som als borg stellen voor de goede bezorging der hun toevertrouwde zendingen, want in den beginne reisden zij alleen persoonlijk. Later werden ook in eenige steden overheden van boden aangesteld, die voor plaatsvervangers zorgden, indien de boden door de een of andere oorzaak verhinderd waren hun dienst waar te nemen. Zonder toestemming van den Magistraat mocht het briefporto niet verhoogd worden. Het vervoer te water, dat lang een grote plaats in het verkeer had ingenomen, bleek langzamerhand niet meer te voldoen, als niet vlug genoeg zijnde voor de brievenposterij.
Iedere stad, die vroeger eigen boden had, richtte nu eigene postkantoren op, meestal verscheidene voor de verschillende routen, en stelde daarbij eigen beambten aan met karren en paarden. De stad trok rijke inkomsten uit het vervoer der post.

Bron:
Biema

1555:
Keizer Karel V treedt op 25 oktober 1555 af als heer van de Nederlanden. Enkele maanden later treedt hij eveneens af als koning van zijn Aragonese en Castiliaanse bezittingen en op 7 september 1556 treedt hij tot slot ook af als keizer van het Heilig Roomse Rijk. Zijn zoon Filips II volgt hem op als koning van Spanje en heer der Nederlanden.

Na zijn troonsafstand vertrekt Karel naar Yuste in het Iberische binnenland. Eerder heeft hij zijn zoon Filips opdracht gegeven hier een augustijnenklooster en klein paleis te laten bouwen. Karel overlijdt er op 21 september 1558 in Yuste.

Bron: VandaagindeGeschiedenis.nl 2016

Troonsafstand Karel V

1566: In de zomer van 1566, raakten de gemoederen in de Nederlanden oververhit. De combinatie van religieuze, sociale en economische onrust bleek een brisant mengsel. Die onrust bleek niet meer te beteugelen ook al stond de in Brussel residerende landvoogdes Margaretha van Parma andersdenkenden/gelovigen toe om hun geloof in het openbaar te belijden. In juli van dat jaar waren de hagenpreken – want daar hebben we het hier over – ook in de dorpen rondom Eindhoven volop aan de gang.

Aanvankelijk was geen kruid gewassen tegen de Beeldenstorm, een nieuw fenomeen dat vanaf augustus 1566 een spoor van vernieling door de Nederlanden trok. Razendsnel verspreidde het religieus geweld zich over het land en bracht het Spaanse bewind in Brussel aan het wankelen. Ook in Eindhoven was het eind augustus raak. Na een vurige preek vanaf het kansel door ‘Meester Aerdt’ sloegen de toehoorders het interieur van de parochiekerk kort en klein.

Een antwoord van koning Filips II op deze oproeren kon niet uitblijven. Hij stuurde zijn belangrijkste generaal, de hertog van Alva, met een leger op pad om orde op zaken te stellen. Aangekomen in Brussel  stelde Alva een speciale rechtbank in om de beeldenstormers op te sporen en te bestraffen, de zogenaamde Raad van Beroerten.

De harde hand van Alva werd ook gevoeld in Eindhoven. Maar liefst 39 Eindhovenaren werden door de ‘Bloedraad’ veroordeeld. Dit vonnis betekende een eeuwige verbanning uit de Nederlanden en inbeslagname van alle bezittingen. Wat hadden de stadsbestuurders Thomas in den Bogaert en Willem van den Watere en schilder Peter van Maeseyck precies op hun geweten? Waar woonden de beeldenstormers in de stad en hoe ging de Raad van Beroerten precies te werk? Hoe liep het met de opstandige Eindhovenaren af?

Raad van Beroerten

1566 Hoewel de term “beeldenstorm” meestal slaat op het jaar 1566, zijn in latere tijdperken in de Nederlandse Opstand ook veel kerken geplunderd, meestal nadat protestanten erin slaagden een bepaalde stad of dorp op katholieken te veroveren.

Bron: Wikipedia 2016

Beeldenstorm

1567: Geboren Prins Maurits van Oranje-Nassau (overleden 1625).

Maurits van Oranje (Dillenburg, 14 november 1567 – Den Haag, 23 april 1625), prins van Oranje en graaf van Nassau was stadhouder en legeraanvoerder van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Tot hij in 1618 de titel prins van Oranje erfde van zijn halfbroer Filips Willem, werd hij Maurits van Nassau genoemd.

Maurits bracht zijn jeugd deels door op slot Dillenburg waar zijn oom Jan van Nassau hem opvoedde. Zijn vader Willem van Oranje kon dat niet op zich nemen omdat hij destijds in de Nederlanden was om de Opstand tegen Spanje te leiden. Na opleidingen in Heidelberg en Leiden werd Maurits op zijn achttiende verjaardag stadhouder van Holland en Zeeland. Hij bracht twee jaar door in het Staatse leger voordat hij het opperbevel kreeg. Maurits werd in 1590 stadhouder over de provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht.

Als kapitein-generaal voerde hij het leger aan tegen Spanje. Gedurende de Tien Jaren van 1588 tot 1598 behaalde hij onder het politieke leiderschap van de landsadvocaat Johan van Oldenbarnevelt vele overwinningen. Het was een keerpunt in de oorlog en de Spanjaarden werden uit het noorden en oosten van de Republiek verdreven. Op militair gebied was dit succes mede te danken aan de hervormingen die Maurits samen met de Friese stadhouder Willem Lodewijk in het leger doorvoerde. De goede samenwerking met Oldenbarnevelt kreeg een deuk toen Maurits tijdens een expeditie op een Spaans leger stuitte: de Slag bij Nieuwpoort. Tijdens het Twaalfjarig Bestand brak er een religieus conflict uit in de Republiek en koos Maurits de kant van de orthodoxe calvinisten (Gomaristen), waarmee hij recht tegenover Oldenbarnevelt kwam te staan, met uiteindelijk een machtsovername en de onthoofding van de landsadvocaat tot gevolg. De jaren erna ging het land zowel op bestuurlijk als op militair gebied achteruit. Op 23 april 1625 stierf Maurits in Den Haag.

Bron: Wikipedia 2016

Prins Maurits van Oranje-Nassau