1500-1600

1574: De Slag op de Mookerheide vond plaats aan het einde van Oranjes derde invasie op 14 april 1574 tussen het Spaanse leger onder Sancho d’Avila en Bernardino de Mendoza enerzijds, en huurtroepen onder Lodewijk en Hendrik van Nassau anderzijds. De veldslag was een Spaanse overwinning en zowel Lodewijk als Hendrik van Nassau sneuvelde.

Bron: Wikipedia 2016

De Slag op de Mookerheide

1579: Unie van Utrecht
‘De Unie van Utrecht dateert uit 1579 en is feitelijk de eerste Grondwet van ons land. Noordelijke en zuidelijke gewesten kwamen overeen samen op te treden tegen de Spanjaarden en maakten ook afspraken over staatkundige zaken. Het mooie is dat erin staat dat niemand vanwege zijn persoonlijke opvattingen of religie mag worden vervolgd. Dat beginsel is sindsdien onverkort overeind gebleven in Nederland. Het geeft aan waar Nederland voor staat. In veel landen moet het nog 1579 worden.

Bron: historischnieuwsblad 2016

 Unie van Utrecht

1580:
Apologie (verweerschrift) van Willem van Oranje
Willem van Oranje biedt op 13 december 1580 zijn Apologie aan in de Staten-Generaal. In dit verweerschrift reageert hij op de straf die Koning Fillips II hem heeft opgelegd. De koning heeft hem vogelvrij verklaard, dus ieder heeft het recht om hem te vermoorden zonder daarvoor gestraft te worden.  De Apologie is een belangrijke  stap op weg naar de afzwering van Filips II als vorst. Dat gebeurt op 26 juli 1581 in het Plakkaat van Verlatinghe.

Apologie

1581: ‘Houdt op in mijn tuin te wroeten, Spaanse beren’
Het Plakkaat van Verlatinghe (1581) wordt gezien als een eerste aanzet tot de stichting van een aparte, eigen staat. Maar met dit geschrift legde de jonge Republiek haar lot ook in handen van een vreemdeling. Het tekent deze fase van de Opstand, waarin Willem van Oranje nog niet geloofde dat hij zich op eigen kracht van de Spanjaarden kon ontdoen.

 

Plakkaat van Verlatinghe

Bron: Historisch Nieuwsblad 2016

1581: Op 26 juli 1581 werd het zogenaamde Plakkaat van Verlatinghe ondertekend door de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden. Met het document, ook wel de akte van Afzwering genoemd, namen de noordelijke gewesten afstand van de Spaanse koning Filips II.

Het Plakkaat van Verlatinghe wordt ook wel gezien als de onafhankelijkheidsverklaring van de Nederlanden en een belangrijke voorloper van de Grondwet. Voor het eerst in de Tachtigjarige Oorlog kwamen de autoriteiten expliciet in opstand tegen de koning.

Filips II foto

Het Plakkaat werd samengesteld vanuit de overtuiging dat vorst en volk een soort ongeschreven contract met elkaar hadden. Als de vorst zich als een tiran zou gedragen of in strijd met de rechten en vrijheden van de gewesten regeerde, dan kon hij worden afgezet. Volgens de Nederlandse gewesten had Filips II zijn rechten op de Nederlanden verspeeld. De verklaring werd ondertekend door gedeputeerden van Brabant, Gelre en Zutphen, Vlaanderen, Friesland, Holland, Zeeland, Mechelen en Overijssel. Vertegenwoordigers van deze gewesten stelden vervolgens een nieuwe eed van trouw aan de Verenigde Nederlanden op waarmee ze zich gelijk ontsloegen van de eed aan Filips II.

Na de ondertekening van het Plakkaat van Verlatinghe werd er niet onmiddellijk een republiek gevormd. De Staten Generaal gingen eerst nog op zoek naar een andere vorst. Toen er geen kandidaat werd gevonden, werd in 1588 besloten verder te gaan als republiek.

Bron: Vandaag in de geschiedenis 2016

1584: Juli 1584, Delft. Bijna twintig jaar nadat de eens zo flamboyante en vitale Willem van Oranje aan het hoofd had gestaan van de Opstand tegen de Spaanse overheersers, was hij nu een oude man die nog maar twee jaar tevoren was ontsnapt aan een aanslag op zijn leven. Wat heet ontsnapt? De prins was in zijn wang geschoten, waarna zijn derde vrouw Charlotte de Bourbon maandenlang een loden kogeltje in zijn mond heeft vastgehouden om de wond te doen dichten. De Zuidelijke Nederlanden leken definitief verloren te zijn gegaan en de Opstand in het Noorden leek ook onhoudbaar na de militaire successen van de Spanjaarden.

Willem was dan ook zeer verheugd toen een jonge Franse edelman zijn diensten aanbood. Om zijn loyaliteit te bewijzen had deze jongeman zelfs het zegel van de generaal in Spaanse dienst Pieter Mansfelt meegenomen. Hiermee zou de prins allerlei valse documenten en paspoorten kunnen fabriceren.

Niets deed vermoeden dat deze jonge Fransman, genaamd Balthasar Gerards, zijn latere moordenaar zou zijn. De streng katholieke Balthasar had zich tot doel gesteld de ketter en onruststoker Oranje voor eens en altijd uit te schakelen nadat hij van de laatste mislukte aanslag had vernomen. Willem was al in 1580 door de Spaanse koning Filips II vogelvrij verklaard en had een flinke prijs op zijn hoofd staan.

Begin mei van het jaar 1584 kwam Balthasar aan in Delft en nam hij zijn intrek in herberg De Diamant in de Choorstraat op een paar honderd meter van het Prinsenhof, waar Willem verbleef. Onder de schuilnaam François Guyon begaf hij zich met een brief voor de prins naar het Prinsenhof waar Willem en zijn adviseur De Villiers hem ontvingen. Dezen zagen wel iets in de jongeman en stuurden hem naar Frankrijk om hun bondgenoten van het zegel van Mansfelt te voorzien. Hoewel Balthasar hier niet op gerekend had, zat het hem wel mee dat de prins hem een flinke portefeuille had meegeven als reiskostenvergoeding. Het was van dit geld dat Balthasar twee pistolen kocht, notabene van een van de lijfwachten van de prins.

De moord

Een maand later trok Balthasar op dinsdag 10 juni naar het Prinsenhof met de eis dat hij de prins wilde spreken. Willem was net aan het lunchen met zijn vrouw Louise en de burgemeester van Leeuwarden toen hij van het verzoek vernam. Hij meldde dat hij Balthasar na het eten te woord zou staan. Hierop keerde Balthasar terug naar de Diamant om zijn pistolen te halen waarna hij de prins onder aan de trap in het Prinsenhof opwachtte.
Toen Willem rond half twee uit de eetzaal kwam en zijn voet op de eerste trede van de trap zette schoot Balthasar hem van dichtbij in de zij en de borst, waarop hij in elkaar zakte en zijn vermeende beroemde woorden sprak: (vertaald uit het Frans) “God, wees mijn ziel genadig, ik ben zeer gewond, Heere God, wees mijn ziel en dat van dit arme volk genadig”) Recentelijk onderzoek heeft uitgewezen dat hij waarschijnlijk te gewond was om nog een dergelijke volzin uit te kunnen spreken. Niet alleen leek de Opstand op sterven na dood, het had nu ook zijn geestelijk vader verloren.

Balthasar’s straf

Balthasar werd, zelfs voor die tijd, uitzonderlijk wreed behandeld en bestraft. De eerste nacht werd hij bij wijze van verhoor met roeden geslagen waarna de wonden met honing werden ingesmeerd opdat een bok met “zijne scherpe tong al leckende zijn vel metten honich afschrabben soude”. Gelukkig voor hem hield de bok niet zo van honing vermengd met bloed. De rest van de nacht werd hij met zijn handen aan zijn voeten gebonden en werd een gewicht van 300 pond aan zijn grote teen gehangen. Vervolgens kreeg hij schoenen aan van ongelooid hondenleer en werd hij voor een groot vuur gezet waarop zijn schoenen krompen en zijn voeten brandden. Ook werden gloeiende fakkels onder zijn oksels gehouden en werden naalden en spijkers tussen zijn nagels gestoken. Tijdgenoten verbaasden zich destijds al over het feit dat Balthasar geen krimp zou hebben gegeven. Op geen enkel moment heeft hij een verklaring afgelegd.

Zijn terechtstelling ging er niet minder pijnlijk aan toe. In de bloemrijke verwoordingen van het vonnis : “…omme aldaer eerst zijn rechterhant, daer hy het voorsz. verradisch moordadighe feyt mede bedreven heeft, met een gloeyende toesluytende yzer geschroyet ende afghebrant te worden, ende dat daer naer met gloeyende tanghen tot ses reysen ende verscheyden plaetsen so aen aermen, beenen, en t’gheen daer sijn lichaem meest met vleesch becleedt is, het vleesch uutgebrant en afghenepen sal worden, ende dat hij daer nae levendich aen vier quartieren ghehouden sal worden, beghinnende van onderen ende ten laesten hem den buijck opgesneden ende zijn hart levendich uuijtgenomen ende in sijn ansichte geworpen ende daernae zijn hooft affgehouden zal worden ende dat zijn vier quartieren opten bolwercken van der Haechpoorte, Oostpoorte, Ketelpoorte ende Waterslootschepoorte deser stede uuijtgehangen ende zijn hooft opte Schooltoorn achter het logement des voornoemden heeren Prince op een staecke gestelt, sullen worden, verclarende alle syne goeden geconfisqueert ten proffijte van den Heer.”

Verre van het einde

Het einde van Willem van Oranje betekende gelukking geenzins het einde van de Opstand. Het Spaanse bankroet als gevolg van de oorlogsinspanningen in de Nederlanden en de militaire kwaliteiten van Willem’s zoon en opvolger prins Maurits bleken voldoende voor de geboorte van een van de rijkste en machtigste naties van de Vroegmoderne Tijd.

Het Prinsenhof in Delft is bij uitstek geschikt om deze geschiedenis te herbeleven. Niet alleen zitten de kogelgaten van de moord nog altijd in de muur, er is tevens het Prinsenhof museum gevestigd. Hier wordt een interessant beeld gegeven van de Tachtigjarige Oorlog en het leven in Delft in de zeventiende eeuw.

Bron: If then is Now 2016

1586: Na de moord op Willem van Oranje in 1584 ontstond een machtsvacuüm. Voor de opstand tegen Spanje werd de stadhouder aangesteld door het Habsburgse Huis, maar na de opstand lag die verantwoordelijkheid bij de gewesten van de lage landen. De oudste zoon van Willem van Oranje, Filips Willem, zat gevangen in Spanje, en was daarom niet beschikbaar voor die functie. De 16-jarige Maurits was de tweede zoon van Willem van Oranje. Van Oldenbarnevelt was een van degenen die pleitten voor een overdracht van de functie van stadhouder aan Maurits. Johan van Oldenbarnevelt was intussen door zijn vele werk in verschillende statencommissies een belangrijke persoon geworden binnen het landsbestuur. In 1586 werd Van Oldenbarnevelt landsadvocaat en raadpensionaris van de Staten van Holland. Hij zou dit tot zijn dood blijven. Een landsadvocaat was formeel gezien slechts een woordvoerder, maar Van Oldenbarnevelt slaagde erin zich via deze functie omhoog te werken. Hij leidde vergaderingen en alle besluiten en uitgaande stukken gingen via zijn hand. Hij wist te bereiken dat niet de Raad van State, maar de Staten-Generaal het hoogste bestuursorgaan werd. Omdat Van Oldenbarnevelt zitting had in de Staten-Generaal, kon hij op deze manier zijn macht en invloed verder uitbreiden. In de praktijk kon niemand om hem heen.

Bron: Wikipida 2016

Willem van Oranje

1589: Vanuit Alfen was Gouda tot 1505 alleen via het water te bereiken voor paard (en wagen). Reden was dat de dijken, waarop de paden waren aangelegd te zwak waren voor het vervoer met paard (en wagen). Te voet was het dus wel gewoon mogelijk Gouda te bereiken. Van 1505 was het mogelijk om vanuit Alfen via Bodegraven en Reeuwijk naar Gouda te reizen. Onderstaand volgt een verhaal om een beeld te krijgen hoe de route liep en ging lopen.

Ik begin het verhaal over de postroute vanuit het “Genraal Comptoir” te Oudshoorn en het latere posthuis in Alphen. Vanuit herberg “De Prins van Oranje” in Oudshoorn begint de route zuidwaarts naar Alfen. Men slaat na een paar honderd meter rechtsaf  en gaat de enige brug over de Oude Rijn over, om vervolgens linksaf de Dorpsstraat in te gaan. Na enige honderden meters verlaat men de ‘bebouwde kom’ van Alfen en vervolgt men via de Rijksstraatweg tot aan het buurtschap Gouwsluis. Deze Rijksstraatweg bestaat uit een beperkte verharding van steenslag of slecht uit aangestampt zand..
In het buurtschap doemt de Goudsche Sluijs op. Een smalle sluis met daaroverheen een enkele klapbrug.
Bij de uitbreiding in 1589 kwam er een tweede sluis bij en daar over kwam een dubbele klapbrug te liggen.
Hierdoor ontstond een brugeiland in de monding van de Gouwe. De route wordt vervolgd via de Rijksstraatweg, nog steeds een verhard pad met daarlangs een sloot. Na een aantal kilometers komt men in het dorpje Zwammerdam, waardoor heen de weg loopt, om weer na enige kilometers in Bodegraven te belanden. Langs de Rijksstraatweg staan weinig huizen, slechts een enkele boerderij. Vanaf Bodegraven gaat men langs een grote vaart of wetering naar Reeuwijk en vervolgens naar Gouda.
In 1594 wordt de route verlegd, dan gaat men als de Goudsche Sluijs is gepasseerd na zo’n anderhalve kilometer rechtsaf , het pas aangelegde Amsterdamsche Pad (later Goudsche Rijpad) op om vervolgens in Boskoop uit te komen.

In 1526 werd er al een weg aangelegd van Gouda naar Waddinxveen en 3 jaar later in 1529 werd er een weg aangelegd van Waddinxveen naar Boskoop. Deze weg liep door het buurtschap Middelburg en werd dan ook Middelburgseweg genoemd. Als deze werkzaam-heden werden uitgevoerd op kosten van de stad Gouda, die het handelsverkeer met Amsterdam wilde bevorderen. In 1580 had de stad Gouda grond gekocht in Boskoop en in 1594 werd er een weg aangelegd van Boskoop naar de Oude Rijn onder Alfen. Deze weg, die Amsterdamsche Pad en later Goudsche Rijpad werd genoemd, maakte het mogelijk om via een kortere route vanuit Alfen, via Boskoop en Waddinxveen naar Gouda te reizen. Tijdwinst was het resultaat. Nu is het woord weg wel erg groot, want eigenlijk waren het slechts zandpaden, die later werden verhard met steenslag, met aan weerszijden sloten. De wegen liepen dwars door uitgestrekte velden.
Toen het gebruik van de postroutes goed op gang kwam, kon men dus gebruik maken van genoemde wegen (ook met paard en wagen) om de bestemmingen te bereiken. De stad Gouda had zich wel het recht voorbehouden om op genoemde wegen tol te heffen. Zo stonden er op het Goudsche Rijpad zowel aan de Rijnzijde als aan de zijde van Boskoop slagbomen en tolgaardershuizen. Grootverbruikers van de tolwegen, zoals postbestellers waren vrijgesteld of hadden afspraken met betrekking tot het betalen van tol.
Vanaf Boskoop ging men via de Middelburgseweg, dwars door de polders naar Waddinxveen, om van daar via ‘Den Baars’ (tegenwoordig Baarsjeskade) in Gouda te belanden. Ik neem aan dat de stad Gouda ook een wisselstation voor post was, doch daar heb ik geen informatie over. Mogelijk dat men daarover informatie kan verkrijgen bij “Het Streekarchief Midden Holland” in Gouda.

Bron:
Postwezen Oudshoorn