Zicht op Gorkum

Geschiedenis

Eerste bewoning

Men neemt aan dat Gorinchem is ontstaan doordat vissers en boeren rond het jaar 1000 een nederzetting stichtten op wat hoger gelegen land nabij een monding van de Linge in de Merwede. Gorinchem (“Gorinks Heem”, d.w.z. de woonplaats van de Goringa, de mensen van Goro (persoonsnaam)wordt het eerst genoemd in een document uit 1224 waarin Floris IV de Gorcumers de tolvrijdom in het gehele graafschap Holland bevestigt.

Vestingstad[bewerken]
In 1273 kocht Jan II van Arkel de havenplaats Gorinchem van de graaf van Bentheim.
Aan het eind van de 13e eeuw werden rond de nederzetting wallen opgeworpen die versterkt waren met palissaden, dit in een poging zich te beschermen tegen de overheersing van de buurstaten Holland en Gelre. Ook werden de eerste openbaren gebouwen gesticht, zoals de Heilige-Geestkapel, het Gasthuis en de Kanselarijkapel[3].

Halverwege de 14e eeuw werden de wallen verder versterkt met stenen muren waar 7 poorten in zaten en 23 torens waardoor een echte stadswal ontstond. Otto van Arkel verleende Gorinchem op 11 november 1382 stadsrechten. Bij een grote stadsbrand gingen in 1388 vijftienhonderd huizen, bijna de hele stad, in vlammen op (stadsbrand van Gorinchem).[4] Gorinchem werd in 1417 definitief door de graven van Holland ingelijfd. Door de aansluiting bij Holland bloeide de handel op en Gorinchem groeide uit tot de achtste stad van Holland.

Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog werd Gorinchem uit Spaanse handen bevrijd op 26 juni 1572 toen het werd ingenomen door de Watergeuzen en Willem van Oranje. In diezelfde periode ging de hervorming Gorinchem niet zonder slag of stoot voorbij. In 1566 werd de eerste protestantse kerkdienst gehouden. Zes jaar later, op 9 juli 1572, namen de calvinistische Watergeuzen 19 rooms-katholieke priesters en broeders gevangen en voerden hen weg naar Den Briel (Brielle) waar zij in een turfschuur buiten de stadskern werden opgehangen. Deze geestelijken werden bekend als de martelaren van Gorcum. In het Gorcums Museum hangt een schilderij ter nagedachtenis aan deze gebeurtenis.

Aan het eind van de 16e eeuw waren de stadsmuren zo verzwakt dat zij werden vervangen door een nieuwe vestingwal met elf bastions. De nieuwe wal werd in 1609 afgerond en lag een stuk verder uit het centrum waardoor de stad tweemaal zo groot werd. Deze wal is nog bijna volledig intact. De vestingwal had vier stadspoorten: ten noorden de Arkelpoort, ten oosten de Dalempoort, ten zuiden de Waterpoort (waar men met de pont naar Woudrichem kan) en ten westen de Kanselpoort. Van de vier stadspoorten is alleen de Dalempoort nog over. De andere drie zijn in de 19e eeuw afgebroken om het toegenomen verkeer doorgang te verlenen. Een gedeelte van de Waterpoort bleef bewaard en is opgebouwd in de tuin van het Rijksmuseum Amsterdam. In 1673 werd Gorinchem opgenomen in de (oude) Hollandse Waterlinie.

Na een bloeiperiode in de Gouden Eeuw kwam in de 18e eeuw de teruggang. Aan het eind van de Franse overheersing werd de stad ook nog zwaar beschadigd door beschietingen toen de terugtrekkende Franse troepen zich in de vesting verschansten en de stad zich pas overgaf na drie maanden belegering.Dat was het zogenaamde Beleg van Gorinchem in het jaar 1813-1814. De Franse generaal Rampon, commandant van Gorcum, had daarvoor, ter verbetering van het schootsveld, alle houtgewas en bouwwerken zoals schuurtjes, molens en theekoepels laten verbranden of slopen tot een afstand van 450 meter van de vesting. Vervolgens werd het land onder water gezet en gaten in de toegangswegen gemaakt. Over de bastions werden honderden vuurmonden verdeeld. In de eerste weken van december werd de stad geleidelijk aan alle kanten omsingeld door de Russen en de Pruisen onder generaal Zielinsky. Maandenlang doorstond de ingesloten stad een reeks zware bombardementen. Op 4 februari 1814 werd de gehavende vesting overgegeven aan de belegeraars. Vanaf 1815 ging de vesting Gorinchem deel uitmaken van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Anders dan de oude waterlinie was dit geen linie van het gewest Holland, maar een belangrijke verdedigingslinie van het nieuwe Koninkrijk der Nederlanden. Het tracé van de nieuwe linie had zich bij Gorinchem al eerder ontwikkeld. De vestingwerken van de stad zijn tot in de twintigste eeuw in gebruik gebleven of aan de eisen van de tijd aangepast. In de 19e eeuw krabbelde Gorinchem weer uit het dal door de opkomst van de industrie. De ontwikkeling van de stoommachine gaf de scheepvaart en het treinverkeer een impuls. De bereikbaarheid van de stad werd verbeterd door de aanleg van kanalen en een spoorweg. De rol van de vestingwerken was begin 20e eeuw uitgespeeld.

De Doelen in Gorkum

Oorspronkelijke postwisselplek van Gorkum