16 februari 1745: Het was duidelijk dat Hamont de karren, koetsen en diligences tussen’s-Hertogenbosch en Maastricht, zoals vóór 1700 het geval was, terug door haar stad wilde doen rijden.
Blijkbaar namen de koetsen en karren nu een andere route over Hamonts grondgebied, ver van de stadstol. De 60-jarige Willem Booms, woonachtig op Beverbeek, Jacobus Van Meijl (40) en Hendrik Kemps (18) van Eindhoven verklaarden voor de heer Loijens, controleur op ‘t comptoir van Hamont, dat zij op de 16de februari 1745 met hun paarden en beladen karren onder Hamont aen de heijde gelegen gemeijnelijck genamt den kijckuijt reden en door de Achelse controleur de Viset aangehouden werden. Die de Viset had verklaard dat hij hen aan de douanepaal aanhield maar de drie mannen repliekeerden dat dit wel een haf uur verder gebeurde. Meer dan twee uren hadden ze zelfs voor dit korte stuk moeten rijden uijt redenen soo de eene als andere carren diverse reijsen hebben vast gestaen, dan de eene, en dan wederom een ander, om de quaetheijt der wegen, soo dat de paarden van een carre moesten afspannen, om een ander weder in te haelen. Waarschijnlijk wilde Hamont de toestand van de mulle zandwegen gebruiken om aan te tonen dat men via Beverbeek minder problemen had en best via die weg hun stadje aandeed.
Bron: Het boek “Hamont.
De geheimen van zijn brievenpost.
Achel op een kruispunt van
de diligences” auteurs Guido Tijskens
en Luk Van de Sijpe, pag 19 en 20 Achel.
Geef een reactie